Congres 'Faalangst in Nederland' groot succes!
U kunt hier de samenvattingen van de workshops vinden en een fotoimpressie bekijken.
Martin Simek en Ard Nieuwenbroek in samenspraak tijdens de opening van het congres op zoek naar het antwoord op de vraag ‘Wat is de kern van faalangst?’
Workshops
Workshop: 1 "Faalangst van huis uit?"Wim van Mulligen
Wanneer een kind faalangst vertoont beschouwen we dat als een cognitief disfunctioneren van het kind: het verstand doet niet wat het wel kan. Dit is natuurlijk ook zo. Wanneer we nadenken over de aanpak dan proberen we zo snel mogelijk een handreiking te doen door het kind allerlei cognitieve vaardigheden aan te leren waar het gebruik van kan maken en veelal werkt dat ook goed.
Wanneer er echter sprake is van ernstige stressfactoren blijkt de traditionele aanpak in een faalangsttraining niet, nauwelijks of maar tijdelijk te werken. Het blijkt nu dat deze kinderen niet opgegeven hoeven te worden als onbeïnvloedbaar maar dat we met een onderzoek in het gezin van herkomst van het kind oorzaken kunnen vinden voor de faalangst die te maken hebben met de loyaliteiten van dat kind naar de ouders of een van hen.
Vaak tobden ouders vroeger ook met hetzelfde thema en doen hun uiterste best om hun kind daarvan te vrijwaren echter met het tegenovergestelde resultaat. Dit maakt ouders wel eens ook wanhopig en soms voelen ze zich zelfs schuldig. Ingaan op deze loyaliteitsproblematiek is verrassend productief.
Meer informatie:
- Mulligen, W. van, Gieles, P., Nieuwenbroek, A,. Tussen thuis en school. Acco Leuven/Leusden 2001.
- Nieuwenbroek, A. Faalangst en ouders. Quirijn, Esch 2010
Workshop: 2 "De organisatie en opzet van een faalangsttraining in school"
Maya Bakker
Wat betekent het voor een school wanneer er faalangsttrainingen worden aangeboden?
Naast de praktische regelzaken houdt het ook in dat je als school uitstraalt dat er aandacht is voor en acceptatie van de leerling als unieke persoon. Jij mag er zijn en wij zijn er voor jou.
De keuze voor een faalangsttraining op school kan dus niet alleen door de schoolleiding en de leerlingbegeleiders gemaakt worden, maar heeft betekenis voor het gehele team. Een training in het omgaan met faalangst heeft pas echt effect als de docenten weten hoe zij faalangst kunnen herkennen en met welke houding zij faalangstige leerlingen het meest effectief kunnen ondersteunen.
Aan de keuze voor de opzet van een faalangsttraining gaat nogal wat vooraf.
In de eerste plaats moeten de trainers geschoold worden.
Hoe gaan zij de leerlingen selecteren? Wat houdt dit in voor de planning? Wat houdt dit in voor de deskundigheidsbevordering van het team? Wanneer starten de trainingen en voor welke groepen en met hoeveel bijeenkomsten? Hoeveel trainers zijn er nodig en hoe worden zij gefaciliteerd? Welke plaats wordt aan de ouders gegeven? Welke ruimte wordt er voor de trainingen gereserveerd en op welke plaats komen zij in het rooster? Wat is de plaats van de trainingen in het totale zorgaanbod van de school? Hoe wordt de effectiviteit van de inzet gemeten?
De antwoorden op al deze vragen zullen per school verschillend zijn, maar ze kunnen wel aantonen welk belang de school aan de trainingen geeft. Gaat het om een PR verhaal of om een serieuze aanpak van een voor veel leerlingen ernstig probleem? De keus is aan de school.
Meer informatie:
- 'Handboek faalangsttraining' (hoofdstuk 5)
Workshop: 3 "Sociale faalangst vs Sociale onhandigheid"
Herberd Prinsen
Tijdens het diagnostisch gesprek zul je jezelf als trainer vele malen de vraag stellen is voor deze leerling een faalangsttraining of een sociale vaardigheidstraining passender. Om hier antwoord op te kunnen geven kun je eerst naar de SVL kijken. Leerlingen die laag scoren (1, 2 of 3) bij ZP leerlingen zou ik in eerste instantie uitnodigen voor diagnostisch gesprek m.b.t. een eventuele faalangsttraining. En leerlingen die laag scoren (1, 2 of 3) bij SA en SV en UV leerlingen zou ik in eerste instantie uitnodigen voor diagnostisch gesprek m.b.t. een eventuele sociale vaardigheidstraining. Verder kun je naar het verschil tussen sociale faalangst en sociale onhandigheid kijken.
Een leerling met sociale faalangst is een leerling die weet wat hij te doen heeft in sociale situaties, hij bezit sociale vaardigheden. Bij hem is het vooral de angst die er voor zorgt dat hij geen sociale contacten aan durft te gaan, of dat hij het verschrikkelijk eng vindt om een beurt in de klas te krijgen of om een spreekbeurt te moeten houden. Zonder deze angst doet hij wat hij te doen heeft en zal hij dit naar behoren oplossen.
Een sociaal onhandige leerling bezit niet of nauwelijks angst in sociale situaties, hij weet niet hoe hij zich dan naar behoren heeft te gedragen.
Het volgende voorbeeld zal het nog duidelijker maken;
Een sociaal faalangst kind staat met het zweet in de handen en met knikkende knieën met de deurklink in de hand en durft deze niet naar beneden te drukken op de ruimte, waarvan hij weet dat hier allemaal mensen zitten, in te gaan. Mocht hij over de angst heen kunnen stappen dan drukt hij de klink naar beneden en doet wat er in die context gebruikelijk is.
Een sociaal onhandig kind heeft geen angst, hij gooit de deur open, en komt bij wijze van spreken op handen en voeten binnen en geeft je een voet.
Meer informatie:
Handboek training sociale vaardigheden van Esther Bressers en Kim Oonk, uitgegeven door Quirijn. isbn; 90-808555-1-0 en naar het Handboek Faalangsttraining van Ard Nieuwenbroek, Sander Reinalda en Jan Ruigrok
Workshop: 4 "In gesprek met een faalangstige leerling en zijn ouder(s)"
Wm van Mulligen
Aan de hand van een videodemonstratie wordt zichtbaar gemaakt hoe de trouw van een kind aan zijn ouders kan leiden tot faalangst. De ouder maakt zich zo'n zorgen om het kind dat het in alles het kind vóór wil zijn om te vermijden dat het fouten maakt of een verkeerde indruk maakt op anderen. Dit heeft alles te maken met de altijd aanwezige loyaliteit van het kind naar die ouders.
In de video wordt ook laten zien hoe daar op een adequate helpende wijze mee kan worden omgegaan door de leerlingbegeleider.
Dit vraagt enige oefening en de eerste oefeningen worden in deze workshop met elkaar gedaan. Hierop wordt ook feedback gegeven.
Meer informatie:
- Mulligen, W. van, Gieles, P., Nieuwenbroek, A,. Tussen thuis en school. Acco Leuven/Leusden 2001.
- Nieuwenbroek, A. Faalangst en ouders. Kok Lyra Kampen 1998
Workshop: 5 "Ervaringen met een faalangsttraining op school"
Foeke Jan Reitsma en Manon Blom
Trainingen op school kunnen zich richten op alle drie de vormen van faalangst: motorische, sociale en cognitieve faalangst. Het accent lag vandaag op het beter leren omgaan met cognitieve faalangst. Het is voor een trainer belangrijk van te voren over informatie betreffende de leerlingen te beschikken (leerlingvolgsysteem!) en een goede diagnose te stellen. Voor de leerling is het belangrijk zich veilig te voelen bij de trainer en in de groep. Daarover kunnen afspraken worden gemaakt. De oefeningen in de training zijn erop gericht het zelfvertrouwen van de leerling te vergroten, hem het patroon te laten ontdekken dat hem elke keer tot zijn angst voert en hem te helpen ontdekken waar en hoe hij effectief in dat patroon kan ingrijpen om de spanning te verminderen. Ontspanningsoefeningen, ademhalings-oefeningen, visualisaties, ankers creëren, G-denken, hulpbronnen en hulpmiddelen inschakelen: dit alles en meer kan in een training aan de orde komen. Wanneer leerlingen vol vertrouwen en met plezier een training volgen, kunnen zij er niet alleen op school maar ook in hun latere leven veel baat bij hebben, zoals bleek uit de inbreng van Manon, jaren na dato…
Meer informatie:
Kijk op deze site voor literatuur en videobanden.
Workshop: 6 "Ouders als vijand of als bondgenoot tijdens de faalangsttraining van hun kind?
Herberd Prinsen
Hoe belangrijk is het om ouders in te schakelen bij de faalangst training van hun kind? Indien je ouders als bondgenoten ziet en niet als mislukte ouders, zal het kind stappen kunnen zetten in het leren omgaan met zijn faalangst. Bij de begeleiding zijn ouders van grote betekenis voor hun kind, zichzelf en de training. Loyaliteit en boodschappen of verwachtingen spelen een grote rol in het omgaan met faalangst. Een kind kan namelijk net zo faalangstig worden als zijn ouder. Uit onderzoek en tijdens de ouderavonden blijkt dat ieder kind met faalangst minstens één ouder met faalangst heeft. Met deze gegevens is het nog belangrijker om ouders goed te informeren zodat hun kind het anders mag gaan doen zonder zich deloyaal te voelen. Het informeren begint al bij de uitnodiging voor het diagnostische gesprek. Tijdens de ouderavond krijgen de ouders informatie over wat faalangst is en waar het vandaan komt en welke oefeningen hun kind tijdens de training gaan doen. Met de ouders een oefening doen vergroot nog meer het wij gevoel en verder wordt dan meestal een (on)balans zichtbaar. Meerzijdige partijdigheid is een communicatieve rode draad door de training, waardoor je minder risico loopt om op de stoel van de betere ouder te gaan zitten. Door op deze wijze te werken met ouder komen geen van de zijden van de dynamische driehoek, ouder-school-kind onder spanning te staan.
Meer informatie:
Handboek training sociale vaardigheden van Esther Bressers en Kim Oonk, uitgegeven door Quirijn. isbn; 90-808555-1-0 en naar het Handboek Faalangsttraining van Ard Nieuwenbroek, Sander Reinalda en Jan Ruigrok
En verder naar het artikel 'Een betere ouder bestaat niet' op www.orthoconsult.nl onder 'Artikel van de maand'.
Workshop: 7 "Faalangst en leerproblemen"
Jos de Vries
Faalangst kan de kop opsteken bij het uitvoeren van taken. Iedereen kan ermee te maken krijgen. Leerlingen met leerproblemen lopen grotere risico's.
Docenten en begeleiders hebben hun eigen herinneringen aan 'taken uitvoeren', met prettige of juist pijnlijke ervaringen. En kunnen antwoord geven op vragen als:
- Hoe werd je gemotiveerd voor taken die binnen je vermogen lagen?
- Hoe werd en bleef je gemotiveerd voor taken die aan of voorbij de grens van je vermogen lagen?
Deze prestatiemotivationele vragen worden en zijn ook aan leerlingen voorgelegd, in vragenlijsten als de Situatie Specifieke Angst Test (SSAT) en de Vragenlijst StudieVoorwaarden (VSV). Aan de hand van casuïstiek met opbrengsten uit dergelijk 'zelfonderzoek' wordt een schets gegeven van de prestatiemotivatie en angst van leerlingen met leerproblemen. Met een analyse van wat er met leerlingen in taaksituaties gebeurt: angst voor het niet kunnen, fysieke begeleidingsverschijnselen, evaluatieve gevoelens, persoonlijke verantwoordelijkheid en vermijdingstendens.
De vraag is dan hoe hen te motiveren en te benaderen, met de beste kansen op succes.
Een les- en begeleidingsprotocol voor leerlingen met leerproblemen én faalangst wordt opgebouwd volgens de stappen van de prestatiemotivatie. Het stellen van doelen, de taakuitvoering, de feedback, de attributie, de affectieve waardering en de anticipatie op weg naar een volgende ronde, markante momenten bij de cyclus van presteren.
Kern van de gepresenteerde aanpak is:
- de zone van de naaste ontwikkeling opzoeken
- stellen van haalbare korte termijn doelen
- een bewust en gedoseerd gebruik van feedback
- aandacht voor de gebruikte leerstrategieën van de leerling
- bevorderen van de intrinsieke motivatie van de leerling
Zowel voor de casusleerlingen als voor eigen leerlingen worden eerste conclusies voor hun onderwijs en begeleiding getrokken.
Meer informatie:
- Deze website: www.faalangst.nl
- Jos de Vries - Faalangst bij leerproblemen - www.orthoconsult.nl
- Ard Nieuwenbroek - Faalangst in de les
- M.F. Poulie - Enkele notities over motiverende en demotiverende effecten van feedback (in: Handleiding SSAT)
- Seminarium voor Orthopedagogiek - www.seminarium.nl
Workshop: 8 "Ikke zelf doen": over faalangst en autonomie
Sander Reinalda
Autonomie -het vermogen van de mens om sturing te geven aan het eigen leven- vraagt om de ontwikkeling van een aantal kwaliteiten. Daartoe behoren onder meer bewustzijn (registreren van en betekenis verlenen aan wat zich aan ons voordoet), spontaniteit (vrijuit naar buiten brengen van wat binnen leeft), intimiteit (het werkelijk en intens aangaan van de ontmoeting met de ander), integratie (vormgeven van de eigenheid, daarbij rekening houdend met de omgeving) en zingeving (in staat zijn betekenis te verlenen aan wat het leven brengt en daarmee aan het leven zelf).
Het vormgeven aan autonomie is een voor ieder mens voortdurende klus, waarbij we in grote mate beïnvloed worden door wat we in onze kindertijd hebben meegekregen. Onderzoek naar en inzicht in die vroege boodschappen en ervaringen helpen ieder mens om niet verstrikt te raken in de schijntegenstelling afhankelijkheid - onafhankelijkheid, maar om een voor hem of haar gezonde balans tussen autonomie en overgave te bewerkstelligen. Telkens weer.
Meer informatie:
- internet: www.phoenixopleidingen.nl
- Wibe Veenbaas / Piet Weisfelt, Hoe raak ik je aan?
- Ian Stewart / Vann Joines, Transactionele Analyse, het handboek
Workshop: 9 "Individuele faalangstbegeleiding"
Foeke Jan Reitsma
Enerzijds kunnen er organisatorische redenen zijn die individuele begeleiding noodzakelijk maken. Dit geldt vooral voor leerlingen in klassen- en clustergroepen voor wie nauwelijks een gezamenlijk moment te vinden is. Lessen willen ze liever niet missen, en uren blijven wachten kost hen teveel tijd … Ook meer inhoudelijke redenen kunnen een rol spelen: de leerling heeft een specifiek (deel)probleem, hij past niet bij of voelt zich niet thuis in de groep, er is meer aan de hand dan faalangst alleen, etc.
Het voordeel van individuele begeleiding is dat een trainer in een diagnostisch gesprek zich beter kan richten op wat juist déze leerling nodig heeft. Verbazingwekkend is elke keer weer dat een leerling in een één op één situatie heel snel zelf (en in zichzelf) de hulpbronnen ontdekt die hij nodig heeft. Dat leidt vrijwel altijd tot snelle succeservaringen. Een ander voordeel is dat bepaalde oefeningen (bijv G-denken) indringender binnenkomen of meer op de persoon kunnen worden toegespitst (bijv visualisaties). Voor de begeleider is het makkelijker oefeningen of technieken te kiezen die juist bij deze leerling passen. Tijdwinst is er alleen voor de leerling, diepe voldoening is er voor beiden.
Meer informatie:
Kijk op deze site voor literatuur over faalangst en voor informatie over videobanden betreffende individuele diagnostiek en G-denken.
Workshop: 10 "Faalangst in de les"
Maya Bakker
In iedere klas zitten leerlingen die faalangstig zijn. Hoe kunnen leerkrachten voor deze leerlingen een veilig klimaat creëren zodat zij zich uitgenodigd voelen tot het leveren van prestaties?
Laten we eerst eens kijken naar de leraar zelf. Wordt van de leraar gezien hoe hij zich inspant? De schoolorganisatie vergt zoveel van de leerkrachten en zij worden voortdurend geconfronteerd met deadlines. Algemene complimenten van directie of bestuur bv. aan het eind van het schooljaar gericht aan het docententeam worden wel gehoord, maar niet persoonlijk ontvangen. Dat ene persoonlijke compliment van je schoolleider over iets wat jij gedaan hebt, doet je veel meer. Dat bevestigt je, dat geeft waardering, dat nodigt uit tot meer.
De houding van de docent in hoe deze de leerlingen ziet en hoe hij laat zien dat zij er toe doen is voor veel leerlingen van belang, niet alleen voor leerlingen met faalangst. De angst dat zo'n houding veel tijd kost is ongegrond. Het gaat namelijk om een bemoedigende opmerking, een knipoog, een compliment. Ook bij recalcitrant gedrag is er een achterkant. Welke goede reden heeft de leerling voor dit gedrag? Hoe kan iedere leerling rekenen op welgemeende erkenning en support? In deze workshop kijken we met die bril naar de leerlingen, maar ook naar de leerkrachten. Hoe gaat deze zelf om met complimenten? Wat vergt hij van de leerlingen en wat zegt dat over hem?
Naast de houding nemen we ook de structuur van het lesgeven onder de loep. Juist voor leerlingen met faalangst is het van groot belang dat zij goed weten wat er van hen verwacht wordt Zij moeten daarop ook kunnen vertrouwen. In deze workshop leren we vanuit verschillende docenthoudingen uitnodigend te zijn voor met name die leerlingen voor wie het niet gaat om niet kunnen maar om niet durven.
Meer informatie:
- 'Faalangst op school' (hoofdstuk 7) (EPN, Houten)
Workshop: 11 "Noem mij bij mijn diepste naam": over faalangst en erkenning
Sander Reinalda
Wij vormen onze identiteit door ons te verbinden met en ons te onderscheiden van anderen. De wijze waarop anderen (en zeker betekenisvolle anderen!) met ons omgaan, heeft daarbij een flinke invloed op ons bewuste en onbewuste zelfbeeld. Ook het systeem waaruit wij voortkomen, heeft grote invloed op hoe wij in het leven staan. Het kind, als onuitputtelijke bron van liefde voor de ouders, is zeer bereid om veel te geven. Wat wij daarin vroeger 'geleerd' hebben te doen is voor ons jaren later niet persé het goede om te blijven doen. De erkenning die het ons ooit opleverde (of die ons onthouden werd) kan (en moet) nu op een andere manier bereikt worden. Zonder dit besef en zonder deze dynamiek door te werken blijven wij onze geschiedenis herhalen, tot schade van ons en van onze relaties met anderen.
Echter, zoals het lichaam zich herstelt na een verwonding, kan ook de psyche zich helen. Dat vraagt een investering en kan veel rendement geven.
Meer informatie:
- internet: www.phoenixopleidingen.nl
- Wibe Veenbaas / Piet Weisfelt, Hoe raak ik je aan?
- Ian Stewart / Vann Joines, Transactionele Analyse, het handboek